Nokia N81 - Toegangspunten

background image

Toegangspunten

U ontvangt de instellingen voor een toegangspunt
mogelijk in een bericht van een serviceprovider. Zie
’Gegevens en instellingen’ op pag. 41. Sommige of alle
toegangspunten kunnen vooraf zijn ingesteld voor het
apparaat door de serviceprovider en het is wellicht niet
mogelijk deze instellingen te wijzigen of verwijderen of
om nieuwe instellingen toe te voegen.

geeft een

beveiligd toegangspunt aan.

geeft een toegangspunt voor packet-gegevens aan

en

een WLAN-toegangspunt.

Tip! U kunt internettoegangspunten in een WLAN

maken met de WLAN-wizard. Zie ’De WLAN-wizard’
op pag. 80.

Selecteer

Opties

>

Nieuw toegangspunt

als u een nieuw

toegangspunt wilt maken.

Selecteer

Opties

>

Bewerken

als u de instellingen van een

toegangspunt wilt bewerken. Volg de instructies van de
serviceprovider.

Naam verbinding

– Voer een beschrijvende naam in voor

de verbinding.

Drager gegevens

– Selecteer het type gegevensverbinding.

Afhankelijk van de geselecteerde dataverbinding zijn
alleen bepaalde velden beschikbaar. Vul alle velden

background image

Instellingen

137

in die zijn voorzien van een rood sterretje of de aanduiding

Te definiëren

. De overige velden hoeft u alleen in te

vullen als uw serviceprovider dat aangeeft.

Als u een dataverbinding wilt gebruiken, moet
de aanbieder van de netwerkdienst deze functie
ondersteunen en zo nodig activeren op de SIM-kaart.

Toegangspunten voor packet-gegevens

Volg de instructies van de serviceprovider.

Naam toegangspunt

– U krijgt de naam

van het toegangspunt van de serviceprovider.

Gebruikersnaam

– De gebruikersnaam kan nodig zijn bij

het maken van een dataverbinding en wordt doorgaans
verstrekt door de serviceprovider.

Vraag om wachtw.

– Selecteer

Ja

als u bij aanmelding op

de server telkens een nieuw wachtwoord moet invoeren of
als u het wachtwoord niet in het apparaat wilt opslaan.

Wachtwoord

– Een wachtwoord kan nodig zijn bij het

maken van een dataverbinding en wordt doorgaans
verstrekt door de serviceprovider.

Verificatie

– Selecteer

Normaal

of

Beveiligd

.

Homepage

– Voer het webadres of het adres van de

multimediaberichtencentrale in, afhankelijk van het
toegangspunt dat u instelt.

Selecteer

Opties

>

Geavanc. instell.

als u de volgende

instellingen wilt wijzigen:

Netwerktype

– Selecteer het type internetprotocol dat

u wilt gebruiken:

IPv4

of

IPv6

. De andere instellingen

zijn afhankelijk van het geselecteerde netwerktype.

IP-adres telefoon

(alleen voor IPv4) – Voer het IP-adres

van het apparaat in.

DNS-adres

– Voer in

Primair DNS-adres

het IP-adres van

de primaire DNS-server in. Voer in

Secundair DNS-adres

het IP-adres van de secundaire DNS-server in. Neem voor
deze adressen contact op met uw internetprovider.

Proxyserveradres

– Voer het adres van de proxyserver in.

Proxypoortnummer

– Voer het nummer van de

proxypoort in.

WLAN-toegangspunten

Volg de instructies van de serviceprovider van het WLAN.

WLAN-netwerknaam

– Kies

Handmat. opgeven

of

Netw.namen zken

. Als u een bestaand netwerk selecteert,

worden

WLAN-netwerkmodus

en

WLAN-beveil.modus

bepaald aan de hand van de instellingen van het
toegangspuntapparaat.

Netwerkstatus

– Geeft aan of het doelnetwerk

al dan niet is verborgen.

background image

Instellingen

138

WLAN-netwerkmodus

– Selecteer

Ad-hoc

als u een

ad-hocnetwerk wilt maken en apparaten rechtstreeks
gegevens moeten kunnen verzenden en ontvangen.
Een WLAN-toegangspunt is niet nodig. In een
ad-hocnetwerk moeten alle apparaten dezelfde

WLAN-netwerknaam

gebruiken.

WLAN-beveil.modus

– Selecteer de gebruikte codering:

WEP

,

802.1x

(niet voor ad-hocnetwerken) of

WPA/

WPA2

. Als u

Open netwerk

kiest, wordt geen codering

gebruikt. De coderingstypen WEP, 802.1x en WPA kunnen
alleen worden gebruikt als deze door het netwerk worden
ondersteund.

WLAN-beveil.instell.

– Voer de instellingen

voor de geselecteerde beveiligingsmodus in:

Beveiligingsinstellingen voor

WEP

:

WEP-sleutel in gebr.

– Selecteer het WEP-

sleutelnummer. U kunt maximaal vier WEP-sleutels
maken. Dezelfde instellingen moeten worden ingevoerd
op het apparaat voor het WLAN-toegangspunt.

Verificatietype

– Selecteer

Open

of

Gedeeld

voor het

verificatietype tussen uw apparaat en het apparaat
voor het WLAN-toegangspunt.

Instell. WEP-sleutel

– Voer

WEP-codering

(lengte

van de sleutel),

Indeling WEP-sleutel

(

ASCII

of

Hexadecimaal

) en

WEP-sleutel

(de WEP-

sleutelgegevens in de geselecteerde indeling) in.

Beveiligingsinstellingen voor

802.1x

en

WPA/WPA2

:

WPA/WPA2

– Hiermee selecteert u de

verificatiemethode:

EAP

als u een

EAP-invoegtoepassing (Extensible Authentication
Protocol) wilt gebruiken of

Vooraf ged. sleutel

als

u een wachtwoord wilt gebruiken. Leg de gewenste
instellingen vast:

Instell. EAP-plug-in

(alleen voor

EAP

) – Voer de

instellingen in overeenkomstig de instructies van
de serviceprovider.

Vooraf ged. sleutel

(alleen voor

Vooraf ged. sleutel

) –

Voer een wachtwoord in. Hetzelfde wachtwoord
moet worden ingevoerd op het apparaat voor het
WLAN-toegangspunt.

Alleen WPA2 (modus)

(alleen voor

WPA/WPA2

) –

Selecteer of TKIP (Temporal Key Integrity Protocol)
moet worden gebruikt.

Homepage

– Hiermee definieert u een homepage.

Selecteer

Opties

>

Geavanc. instell.

en maak een

keuze uit de volgende opties:

IPv4-instellingen

:

IP-adres telefoon

(het IP-adres

van het apparaat),

Subnetmasker

(het IP-adres van het

subnet),

Standaardgateway

(de gateway) en

DNS-adres

.

Voer het IP-adres van de primaire en secundaire DNS-
server in. Neem voor deze adressen contact op met
uw internetprovider.

background image

Instellingen

139

IPv6-instellingen

>

DNS-adres

– Selecteer

Automatisch

,

Standaard

of

Door gebr. gedef.

.

Ad-hoc kanaal

(alleen voor

Ad-hoc

) – Selecteer

Door

gebr. gedef.

als u handmatig een kanaalnummer (1-11)

wilt invoeren.

Proxyserveradres

– Voer het adres van de proxyserver in.

Proxypoortnummer

– Voer het nummer van de

proxypoort in.